-
1 roll up
opvouwen; omvouwenroll up♦voorbeelden:¶ roll up!roll up! The best show in London! • Kom binnen, komt dat zien! De beste show in Londen!II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 vergaren♦voorbeelden: -
2 krempeln
krempeln♦voorbeelden: -
3 roll one's sleeves up
-
4 wade in
-
5 wade into
de mouwen opstropen, aan het werk gaan -
6 manche
manche [mãsĵ]I 〈m.〉1 heft ⇒ steel, handvat(sel)♦voorbeelden:〈 figuurlijk, informeel〉 branler au, dans le manche • wankel zijn 〈 ook figuurlijk〉; 〈 ook〉 los aan de steel zitten5 quel manche! • wat een kluns!se débrouiller comme un manche, s'y prendre comme un manche • het dom aanleggen, het stom aanpakkenII 〈v.〉1 mouw♦voorbeelden:manche kimono • kimonomouwmanche raglan • raglanmouw, aangezette mouwmanche pagode • wijd openvallende mouwretroussons nos manches! • aan het werk!, vooruit!en manches de chemise • in (zijn) hemdsmouwensans manches • mouwloos¶ faire la manche • geld ophalen, bedelenla Manche • het Kanaal→ paire1. m1) steel, handvat2) hals [viool, gitaar]3) staart [ploeg]4) been [kotelet]5) sukkel, sufferd2. f1) mouw2) manche, partij [tennis]3) slang [techniek]4) zak [schip, vliegtuig] -
7 veste
veste [vest]〈v.〉1 jasje♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 retourner sa veste • van mening, partij veranderenf -
8 retrousser ses manches
retrousser ses manches -
9 tomber la veste
tomber la veste
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Французский